‘Juf het gaat sneeuwen vandaag zeggen ze!’
‘Ja’, verzucht ik. ‘Sneeuw, leuk!’ Maar niet op school.
Het begint er al mee dat de blik op die dag vooral naar het
raam gericht is. Je zou zeggen dat ik mijn lessen dan boeiender moet maken,
maar niks kan op tegen sneeuw. Dat witte, natte goedje dat soms goed plakt en
blijft liggen.
Als de eerste vlokjes door de lucht lijken te waaien
schieten de kreten door de klas: ‘Het sneeuwt!’ En weg is de aandacht. ‘Zou het
blijven liggen?’ Aangezien het de eerste vlokjes zijn is dat nog niet te zien,
dus blijft de blik afdwalen naar het raam en wat daarachter steeds gestager
naar beneden komt. Het gras krijgt als eerste een witte waas, de weg blijft het
langste vrij van vlokken. Maar ook daar komt onvermijdelijk een laagje op te
liggen.
Voor de pauze maak je afspraken over het gebruik van de
sneeuw. ‘Afspraken?’ ‘Ja, want anders gaat het zeker weten fout.’ Al weet ik
dat als ik afspraken maak, het toch fout gaat. ‘Wat kan er nou fout gaan met
sneeuw?’ Niks gevaarlijks hoor, maar wel veel communicatiefouten en de daaruit
voortvloeiende ruzies: sneeuwballen gooien op de plaats waar het niet mag,
sneeuwballen gooien waar het mag en dan snel naar de plaats gaan waar je niet mag
gooien, onverwachte inpeperingen, sneeuwballen die te hard zijn, sneeuwmuren of
huizen die niet als zodanig herkend worden en ruzie over van wie de sneeuw is
waarmee gebouwd wordt zijn een paar voorbeelden van hoe het fout kan gaan. Als
pleinwacht een pauze waar je niet naar uitkijkt.
En dat is pas als de sneeuw net ligt. Kijk je naar sneeuw
van een paar dagen oud die niet meer plakt, maar wel aangevroren is, dan zorgt die
voor enorme glijbanen, maar ook voor ijsballen die als sneeuwballen bedoeld
waren of routes naar school en werk die spekglad zijn en je in de meest rare en
onverwachte houdingen dwingen om je maar niet heel hard op de grond terecht te
laten komen.
En toch.
Ook ik raak betoverd door dat natte, witte goedje. Ook mijn
blik dwaalt af naar die witte vlokjes die zachtjes wiegend naar beneden komen.
Die woelig verwaaid door de wind in de lucht vliegen om ergens de grond te
raken. En afhankelijk van de landingsplaats te smelten of zich aan een ander
vlokje te hechten. Ook ik blijf kijken naar die steeds dikker wordende laagjes
die overal op verschijnen. De ‘nu nog’ witte sneeuw licht de grijze dag iets
op.
Als ik dan op die verse, nog onbelopen sneeuw mag stappen
met een lekker warme jas, mijn muts op en mijn handschoenen aan, gaat ook mijn
hart sneller kloppen. Dan gaan mijn ogen wat verder open om de wereld maar goed
te kunnen zien. En komt dat kind in mij naar boven dat graag sneeuwballen gooit
of iets bouwt van dat natte, witte goedje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten