Als je op de hoogte wilt blijven van nieuwe blogs, dan kan je hieronder je mailadres invullen.

vrijdag 27 april 2018

Het zoenritueel

De ferme handdruk wordt gebruikt om me dichterbij te trekken, gevolgd door ge- smak, fé- smak, li- smak, -teerd. Een beetje ongemakkelijk zoen ik mee en trek me daarna snel weer terug. Ik vind die zoen momenten lastig. En we zoenen wat af in het leven. Bij verjaardagen, van familie en vrienden en collega’s. Bij Oud en Nieuw, Kerst of dat soort feesten. En als je elkaar lang niet gezien hebt. Bijvoorbeeld na de zomervakantie. Maar ook als je elkaar lang niet gaat zien. Bijvoorbeeld voor de zomervakantie. 
Of ik nou wil of niet, dat zoenen is een ongeschreven regel. Een hand en drie zoenen, of je elkaar nou goed kent of niet, het hoort. Ik probeer het wel eens te voorkomen, door vroeg te komen en me wat te verstoppen of door even vriendelijk naar iedereen te zwaaien en ‘gefeliciteerd!’ te roepen, want ik vind het een dingetje, dat zoenen. 

Als eerste vind ik het vaak een ongemakkelijke situatie. Zoen je, of geef je een hand? Als je dan zoent, aan welke kant begin je dan? Geef je 1 zoen of ga je toch voor 3? Geef je ook een hand, pak je elkaar bij de schouder of leg je voorzichtig een hand op de heup terwijl je zoent? 
Nog een hekel punt is, hoe jij de relatie ziet en hoe de ander deze ziet. Zolang je die hetzelfde inschaalt is er weinig aan de hand en verloopt het zoenen vrijwel probleemloos, maar als de ander die op een ander level inschaalt, dan krijg je die pijnlijke situaties. Jij wilt een hand geven en de ander juist zoenen. Door het onhandige begin weet je niet aan welke kant je moet beginnen en prompt zoen je elkaar bijna op de mond. Of jij wilt een hand geven, maar de ander pakt je bij de schouder en zoent je. Sta je daar met je uitgestoken hand. Jij wilt netjes drie zoenen geven, maar de ander vindt één voldoende, waardoor de andere twee in de lucht verdwijnen. Andersom kan natuurlijk ook, maar daar heb ik persoonlijk niet zoveel last van, want ik ben niet zo zoenerig. 
Verder merk je al gauw of de ander wel of niet van het zoenen houdt. Je hebt mensen die je echte zoenen op de wang geven. Vaak zijn dit ook de mensen die je hand stevig in de houdgreep pakken en zorgen dat er duidelijk contact is. Ook heb je mensen die je voorzichtig een hand geven en meer de wangen in contact brengen. Van lip-wangcontact is dan dus geen sprake. Het lijkt erop dat deze mensen ook niet zo nodig hoeven te zoenen. Dan heb je ook mensen die proberen alle contact te mijden. Een hand krijg je wel en die kan ook stevig zijn, maar wangcontact of lip-wangcontact wordt zoveel mogelijk vermeden. Zouden deze mensen net als ik, ook niet iedereen willen zoenen? Maar doen ze het net als ik, omdat het hoort?
Of wat denk je van kleine neefjes en nichtjes. Soms krijgen deze de opdracht om je te gaan zoenen. Dat kan ik dan nog tegenhouden door te zeggen dat dat niet hoeft, als ze dat niet willen. Dan krijg je een omhelzing. Maar ze komen op een gegeven moment op een leeftijd dat ze net wel, of net niet mee doen aan het ‘zoenritueel’. Zoen je ze dan wel, of niet? Wat wil die ander? Ik zat als jongere(net als nu eigenlijk) niet altijd te wachten op dat gezoen met ooms, tantes of andere bekenden. Maar er zijn ook verschillende jongeren die er niet wakker van liggen.

Ik blijf dus wat moeite hebben met dat ‘zoenritueel’. Dat je iemand niet wilt zoenen, wil niet zeggen dat je de ander niet aardig vindt. Wat mij betreft hoef ik alleen nog even niet te zoenen. Misschien dat we later in de relatie wel aan dat zoenen toekomen, maar nu nog even niet. 
Ik zou het fijn vinden als er een soort ongeschreven regel komt, dat je elkaar even aankijkt met een ‘zoen-ik-wel-of-niet-blik?’ en zo dus samen beslist of je wilt zoenen of niet. En dat het gewoon geaccepteerd is als je samen kiest voor de ‘we-zoenen-niet-blik’. 
Nu nog even bedenken hoe de ‘zoen-ik-wel-of-niet-blik?’ eruit ziet.

vrijdag 13 april 2018

Een toetje

Een klein flesje wijn. Een reep chocolade. Twee eenpersoons toetjes. Ze glijden langzaam met de band naar de kassa. 
‘Och, jee, dan ben je zo oud en kom je alleen te staan’, is mijn eerste gedachte. Mijn hart trekt al samen bij het idee dat ik ooit alleen verder zou moeten. 
‘Die meneer zorgt lekker goed voor zichzelf’, zegt Petra. 
Dat is misschien een positievere manier om er naar te kijken. 

Ik richt mijn blik eens iets beter op de meneer achter ons. Een gezicht vol lijnen en lijntjes, een beetje voorover gebogen en twee handen stevig aan de rollator. Zijn ogen kijken nog actief om zich heen. Hij lijkt vooral niet somber of zielig. Wel lijkt hij een praatje op prijs te stellen. ‘Ja, ik was nog een boodschapje vergeten en dan kom je altijd met meer thuis dan gepland’, is zijn lachende antwoord. Zo keuvelen we even verder, tot ook wij mogen afrekenen en onze spulletjes mee mogen nemen. 
Het beetje trieste gevoel is geparkeerd in een hoekje van mijn hart en het optimisme en de drang om te genieten van het leven nemen het over. 

Het leven zal niet altijd leuk zijn en dat wat er gebeurt niet mijn keuze, maar ik kan er zelf wel iets van maken. Soms door iets fijns te gaan doen, soms door iemand op te zoeken, soms door iets lekkers of leuks voor onszelf te kopen. Een ander zal het niet voor me doen. Je moet het zelf leuk maken. In het Brabants heb je daar dan weer een leuk spreekwoord voor: Als ge oe eigen nie kietelt, wie doe ut dan?