Voor de laatste module van het eerste jaar schrijversacademie kreeg ik de opdracht een 'kort' verhaal te schrijven van maximaal 1200 woorden. Aangezien ik het beste schrijf als ik schrijf over wat ik beleef of waar ik veel emotie over heb kon ik maar over 1 ding schrijven. Door de opdrachten van de module schrijf je het verhaal in delen. Hieronder deel 1:
De rinkelende telefoon is onze wekker deze morgen. Het is
mijn broer Marc. Hij vertelt dat ze hem wakker gebeld hebben dat het niet goed
gaat met papa. Hij heeft vannacht een longontsteking gekregen. Ik hakkel iets,
ik krijg het warm en ook koud, het nieuws wil niet doordringen en ik weet niet
hoe ik moet reageren. Gisteren was ik nog bij hem en heb ik hem bij de kerk een
bonbon en een koekje gevoerd. We hebben samen het Oinkbeest geluisterd, omdat
we dat vroeger altijd luisterden. We spreken af dat ik zo even terugbel.
Als ik mijn gedachten weer op een rijtje heb, bel ik
terug dat we eraan komen. Een snelle douche, wat spullen voor een paar dagen en
een telefoontje met mama later, zitten we in de auto naar Eindhoven. Mijn hoofd
vol en mijn gevoel nog leeg. Normaal kan ik praktisch denken, maar nu blijkbaar
niet zo goed, want onderweg bedenken we wel vijf relatief belangrijke dingen
die we vergeten zijn.
Ruim twee uur later parkeren we de auto voor het
verzorgingstehuis. Bij binnenkomst op de afdeling lopen we Sharon, één van de
bewoners, tegen het lijf, zoekend naar eten en orde. Met haar klakkende
schoenen loopt ze achter ons aan. Wij verstoren de orde, wij horen hier niet,
straalt ze uit. Dat vinden wij ook, maar de werkelijkheid is anders.
Mijn vader ligt er knus bij, opgekruld door een
speciale ondersteuningsmethode, maar het knusse verandert niets aan de kamer
vol plofjes, zoemen, pruttelen en brommen. Wij vullen de kamer met ons vieren.
Allemaal in onze eigen onhandigheid omgaand met de situatie. We weten niet hoe
dit werkt, wat we moeten doen of hoe we moeten zijn. Hoe kan je ook voorbereid
zijn op een situatie als deze?
Mama zit vandaag nog in Portugal
en vliegt morgenvroeg terug, eerder kan niet. Het geeft de situatie een extra
dubbele laag. We gunnen het papa om te gaan, we willen niet dat hij langer
lijdt. Maar we gunnen het mama ook dat ze afscheid kan nemen. We maken foto’s
om de situatie te delen. We bellen en met de telefoon op speaker laten we mama
tegen papa praten. Op afstand, maar nu een klein beetje dichterbij, dringt de
situatie door en met tranen zegt mama dat het goed is, dat hij mag gaan, dat ze
van hem houdt. Misschien dringen de woorden door, en geeft het rust. Bij ons
dringen de tranen door, maar ik slik ze weg, ik wil hier niet aan toegeven.
We wisselen nog maar een keer van
plaats, zodat iedereen even dichtbij is en iedereen af en toe even kan lopen of
staan. Als we nieuwe thee halen in de keuken van de afdeling, worden we met
argusogen bekeken door Sharon. ‘Wat komen we doen?’ ‘Waar is de orde?’ Bewoner
Hans blijft vragen om sigaretten, overal waar je hem tegenkomt. Mies blijft
maar roepen om Helen. Overal verwarring en hulpeloosheid net als bij ons.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten